Tagarchief: verbondenheid

Vonkelwater

De zon brandt op m’n arm, ik kijk naar de witgelakte motorbootjes voor me met op de achtergrond welig groen en hier en daar een dansende vlinder. Tonic met citroen wordt zo gebracht, er is geen wolkje aan de lucht op een paar schaapjes na, toch is het voor een groot deel schijn. In werkelijkheid speelt mijn leven zich niet louter af op terrassen in de zon al dan niet aan het water.

Vlakbij ligt een te grote hond aan een veel te lange lijn mij aan te staren. ‘Zou hij voelen dat ik niet op m’n gemak ben of heeft-ie toevallig een voorkeur voor broodjes kaas?’ vraag ik me af. Ik besluit nog een kop thee te bestellen als ik hond en getatoeëerde baas zie vertrekken. De rust keert weer, al is het aan de oppervlakte, vanbinnen knaagt het. ‘Grote liefdes raak je nooit meer kwijt. En dat hoeft ook niet. Verdriet en koestering’* stond er laatst in de reactieruimte en zo is het.

Een felwit pak en rode schoenen trekken m’n aandacht, na Aboutaleb is dit de tweede BN’er die ik tegen het lijf loop. Hij geeft samen met Herman den Blijker hotels een make-over, z’n naam weet ik niet. Ik hou er wel van als mensen en dingen omgetoverd worden, maar het moet geen extreme vormen aannemen. Een tafeltje verder zit een leuke man met lange krullen, jongensachtig, beetje druk, echt Rotterdams. De zon verstopt zich opeens achter donkere wolken en ik twijfel tussen teruggaan of doorfietsen het onbekende tegemoet.

Via een slingerpaadje steeds dieper het bos in beland ik ten slotte bij een hertenkamp. Ik klim op een van de bankjes om de dieren van bovenaf te fotograferen, maar dat schiet niet op met m’n 1.64m. Ik besluit tussen de spijlen door foto’s te maken, een vak apart blijkt later. Een pauw volgt me trots en nieuwsgierig, maar weet nog niets van stilteposes. Sommige herten komen op kruimels af die ik niet in m’n hand heb. Op het laatst zie ik nog een stoere eland die te beweeglijk is voor m’n camera. Later als ik de weg weer kwijt ben, word ik door een aardige student op het juiste pad gezet. Aan m’n linkerhand zie ik de Schone Lei liggen waar ik een glas wijn neem en geen laatste sigaret.
Marjelle

Vonkelwater

Ek het gedink
Ek het gedink dat ek jou kon vergeet,
en in die sagte nag alleen kon slaap,
maar in die eenvoud het ek nie geweet
dat ek met elke windvlaag sou ontwaak:

Dat ek die ligte trilling van jou hand
weer oor my sluimerende hals sou voel-
Ek het gedink die vuur wat in my brand
het soos die wit boog van die sterre afgekoel.

Nou weet ek is ons lewens soos ’n lied
waarin die smarttoon van ons skeiding klink
en alle vreugde terugvloei in verdriet
en eind’lik in ons eensaamheid versink.

Ingrid Jonker

Glass Ingrid Michaelson

*Aad Verbaast

‘Marjelle in hortus ambulat’

Zo vlakbij is dit historisch lapje Kralings groen en toch ben ik er nog nooit geweest in de negen maanden dat ik nu in Rotterdam woon. Mijn nieuwe-oude stad waar ik me steeds meer thuisvoel, maar tegelijk ook steeds meer echte verbondenheid mis. Toen ik over Trompenburg Tuinen & Arboretum las moest ik onmiddellijk aan dat ene Latijnse zinnetje denken, ‘Marcus et Aurelia in hortus ambulant‘, Een van de weinige dingen die ik van die paar jaar Latijn onthouden heb op de slang na, die heeft ook indruk gemaakt kennelijk. Aangezien mijn kennis ervan inmiddels miniem is ben ik even gaan spieken bij de werkwoordsvormen, nietsvermoedend klikte ik op ambulant


Het is een benauwde 25 graden als ik op de fiets stap, boze wolken verzamelen zich al aan de hemel, klaar om los te barsten. ‘Wacht nog even’, zeg ik tegen de dondergoden, ‘ik wil graag droog blijven en m’n camera ook’. Onder aan de Honingerdijk zie ik Trompenburg liggen, ik ben nog nooit zo dicht bij Hans z’n huis geweest en tegelijk zo ver weg.
De ingang zit naast In Den Rustwat, een restaurant waar ik ooit met Martin, m’n eerste liefde, ben gaan eten, Veel te duur en te chic voor ons, maar voor een keer is het leuk, zeker als je verliefd bent. Nadat ik een half uur door het groen heb geslenterd, besluit ik de pijlen naar de Uithoek te volgen, het wordt steeds warmer en ik heb zin om wat te drinken in het Theehuis.





het gekeuvel van een paar dames achter me, het ruisen van de bomen, de geluiden kabbelen om me heen op het terras waar ik aan een boomstamtafel zit te schrijven. dit is het op een na rustigste plekje in rotterdam, misschien maak ik nog wel eens een paar rotterdam-topvijfjes of een ‘eten & drinken in rotterdam’-groep aan. het gevoel dat het leven hier stilstaat is aangenaam voor even. de mensen praten ook zachter, ze lijken op kousenvoeten te lopen, zo stil. de bediening in deze uithoek is vriendelijk-beheerst en doet me aan die van de wereldwinkel denken, maar dan professioneler. gelukkig kan ik ook heel goed stil zijn, al zou je dat niet zeggen als je me hoort praten.






ik kijk rond en ga op in het groen om me heen, hoewel dat letterlijk niet lukt met m’n felrode shirt dat afsteekt tegen de bob ross-tinten. die man is toch op een bepaalde manier blijven hangen met z’n rustige, baardige stem die mij lang geleden ’s nachts soms bijna in slaap wiegde. hij zou naadloos passen in deze omgeving.
De dreigende luchten klaren op, zouden de dondergoden mij dan toch gunstig gezind zijn?
Heerlijk ook dat deze tuinen hondvrij zijn, hoeveel ik ook van dieren hou, het loopt heel wat relaxter als je weet dat er niets vanachter een boom of struik tevoorschijn kan schieten. Ik probeer zo min mogelijk op alles wat rond m’n hoofd fladdert te letten en heb me vooral gericht op kijken en foto’s maken. Zachtjes zet ik m’n kopje op de stam, het werkt aanstekelijk. Ik blik even op m’n plattegrondje en hoop dat ik de weg vind naar het oude deel.






‘dit zou ook een taart kunnen zijn voor wilma’, hoor ik de vrouw achter me met een enigszins raspende stem zeggen, de man naast haar bromt iets. ze herhaalt de zin en hij mompelt weer wat. de energie en chemie spátten er bepaald van af, hoewel je nooit kunt oordelen op basis van een paar minuten uit een mensenleven.
‘Passie wil ik’, mijmer ik, ‘veel herkenning en samen lachen, dat je voelt dat je leeft en er echt toe doet. Liever alleen dan in een voorspelbaar patroon gevangen zitten en elkaar niets meer te vertellen hebben’. Echte vriendschap vinden is nu het belangrijkste, daar hadden Leila en ik het gisteren nog over aan de plas, maar ik dwaal af. Ik ga zo m’n rugzak weer pakken en dan verder dolen in deze hortus waar geen tijd bestaat. Eerst maar eens op zoek naar de historische Overtuin.






om daar te komen moet je langs een privédomein, vervolgens op een knop op het hek erachter drukken en de straat oversteken. tot zover geen probleem, maar wat dan? op het ene pand staat een bordje met ‘hier is bewaking’ en het andere ziet er ook niet uit alsof het nog bij het arboretum hoort. het zou echt iets voor mij zijn om nu pontificaal het verkeerde huis binnen te stappen, waar dan natuurlijk wel meteen een grote hond naar buiten stuift. ik besluit terug te gaan en een ander lapje groen te zoeken. onderweg zie ik overal gelijksoortige ranke, witte bruggetjes en ook de flora en fauna lijken hier op elkaar, op een gegeven moment heb ik geen flauw idee meer waar ik ben, de volgende keer misschien toch een kaartlezer meenemen. een vriendelijke man wijst me de weg ‘met je gezicht naar de zon en die volgen’, zegt hij. eenmaal terug bij de ingang besluit ik de rest van de tuin te laten voor wat-ie is en door te fietsen naar het kralingse bos, maar in de waterloostraat wordt m’n blik getrokken door de magneet. ik stap af en bestel thee, cola light, water en een stokbroodje met. het is heet in rotterdam.
marjelle


Muziek: Bein’ Green Kermit

























‘Dat vind ik vervelend om te horen’

Het is een warme benauwde zondag en ik heb geen plannen. Er komt een zinnetje in me op, ‘een dag met ongekende mogelijkheden ligt voor je’. Gelukkig is er niemand in de buurt die dat soort dingen zegt, alsjeblíeft niet vandaag, niet nu. Jammer genoeg is er niemand in de buurt.
Ik voel die golf van verdriet, dat gevoel van niet-verbonden-zijn weer omhoog komen. ‘Doe íets’, zeg ik tegen mezelf, ‘anders wordt het alleen maar erger’. Ik begin aan een mail naar een vriendin in het buitenland waar ik de afgelopen maanden erg weinig van gehoord heb door drukte, tegen haar kan ik bijna alles zeggen.

Weer komt de gedachte in me op om nu eindelijk A., een goede vriend van H. te bellen en hem mijn kant van het verhaal te vertellen. Hoe er acht maanden geleden na vijfentwintig jaar abrupt een eind kwam aan de relatie met m’n allerbeste maatje ooit. Liefde bestaat wel. Alles kan kapot.
‘Nee’, denk ik, ‘ik voel me nu te slecht om dat soort dingen te doen, straks barst ik nog in huilen uit’. Maar als ik me beter voel, doe ik het niet, besef ik. Ik loop naar m’n oude adresboekje vol geesten uit het verleden en tik A.’s nummer in, terwijl de telefoon overgaat voel ik m’n hart bonzen. Hij gaat eindeloos over, A. is niet thuis.


Zonder na te denken zoek ik het nummer van P. op, een ex-vriend waar ik heel lang bevriend mee ben geweest en die ik ook mijn visie wil geven. Ik heb hem meer dan zeven jaar niet gesproken en klik op het bel-icoontje. Een paar seconden later hoor ik zijn vertrouwde stem weer.
‘Met Marjelle’, zeg ik, ‘ik hoop dat je nu niet van je stoel valt als je daar tenminste op zit!?’ Het is heel even stil, hij lacht, ‘nee, maar ik ben wel verbaasd om jóu te horen’. Hij blijkt niet veel te weten over de breuk behalve dat die er is. ‘Je kent H.’, zegt hij, ‘hij praat daar weinig over’. Ik vertel hem mijn kant, hij luistert, af en toe kom ik niet uit m’n woorden, de emotie slaat op m’n stem. Midden in m’n verhaal wordt de verbinding verbroken met een ‘probeert u het later nog een keer’, dat gebeurt daarna nog twee keer. Ik denk weer aan Murphy die me het afgelopen jaar blijft achtervolgen.

Hij klinkt als altijd, alsof ik hem gisteren nog gesproken heb en hij voelt dat ook zo. Het gaat goed met hem. ‘Jij hebt je draai gevonden’, zeg ik. Dat is mooi, denk ik erachteraan, zonder wrok of verwijten. Op het einde vraagt hij hoe het met mij gaat. Ik vertel het hem eerlijk, hij is even stil, zoekt naar woorden, ‘dat vind ik vervelend om te horen, nou ja, het is natuurlijk veel vervelender voor jou dat het zo is’. Ik hoor iets van emotie in z’n stem als hij zegt ‘ik wou echt dat het beter met je ging’, en ik weet dat hij het meent. We wensen elkaar het beste, hij moet lunchen met vrouw en drie stiefzoons en ik moet niets. Ik leg de telefoon neer en laat m’n tranen de vrije loop.
Marjelle

Cuby and the Blizzards