Als ik nu de deur uitsprint, kan ik het misschien nog net halen. Ik heb exact negentien minuten om op spoor 1 te komen, onderweg m’n fiets te stallen en een kaartje te pinnen. Ik besluit het erop te wagen, mocht het niet lukken dan kan ik altijd nog naar m’n tweedekeusbestemming Gouda of Delft. Hijgend loop ik om 1 minuut voor vertrek het perron op, plotseling galmt een stem door de ruimte ‘er heeft zich een computerstoring voorgedaan in ons technisch besturingssysteem, de vertraging zal ongeveer een half uur duren. Onze excu-‘ Ik kijk naar het kaartje met Hoek van Hol Str erop dat ik in m’n hand geklemd hou.
Het is al kwart voor drie en ik heb geen enkele animo om hier een half uur rond te hangen. Op naar de buren dan maar, een van de ongezelligste La Place‘s die ik ken. Met een croissant-voor-onderweg en een minipotje thee loop ik naar het dichtstbijzijnde tafeltje. Het is er erg benauwd, straks lekker uitwaaien aan het strand, een zomerse temperatuur bedenk ik er dan wel zelf bij. Naast me hoor ik zangerig Frans, ik krijg bijna de neiging om te vragen ‘tu habites aussi à Rotterdam, je voudrais bien parler Français avec quelqu’un’, maar onderdruk dat meteen.
Met Maggie Bell in m’n oor rolt de trein het volgende station binnen. Opeens zie ik een bord met ‘Hoek van Holland Strand’ voorbijschieten, ik gris m’n spullen bij elkaar en spring eruit. In geen velden of wegen een strand te bekennen. Een voorbijganger vertelt me dat ik in Vlaardingen West ben uitgestapt en de volgende moet nemen. Weer een half uur wachten, waarom zetten ze dat soort verwarrende borden dan ook neer voor mensen die met hun gedachten ergens anders zijn. Op zoek naar drank beland ik deze keer op Danny’s snackterras, gelukkig kruipt de zon even achter een wolk vandaan terwijl ik een slok thee neem, maar van m’n oorspronkelijke animo is weinig meer over.
Bij Hoek van Holland Haven stroomt de trein leeg, het lijkt wel of ik de enige ben die vandaag het briljante plan heeft opgevat om naar het strand te gaan. Als ik op het eindstation aankom, is het er uitgestorven, een eindeloze weg met betonnen huizen en zelfmoordflats strekt zich voor me uit. Ik moet me bedwingen om niet meteen rechtsomkeer te maken, verman me en begin aan de winderige tocht. Eerst kom ik door een hondenlosloopgebied, ik ga een stuk sneller meteen, een eenzame fietser steekt onderweg nog even goedkeurend z’n duim omhoog en vraagt of ik amateur-fotograaf ben, later loop ik langs verlaten terrassen met opgebonden parasols.
Het begint steeds harder te waaien en ik probeer m’n camera tegen het opstuivend zand te beschermen. Ik had beter een dikke trui mee kunnen nemen in plaats van een handdoek besef ik met enige zelfspot. Daar sta ik dan op een vrijwel leeg strand om half vijf ’s middags, m’n camera wordt haast uit m’n handen geblazen, de golven komen briesend op me af en ik heb het koud zo in m’n eentje tussen miljoenen zandkorrels. Toch ben ik trots op mij dat ik het doorgezet heb. Honden mogen hier gelukkig niet, net op dat moment zie ik een paard enthousiast op me afkomen, in een flits bedenk ik dat ik altijd nog in zee kan springen als hij te dichtbij komt.
Op de terugweg glimlacht een knappe rugzakdame naar me, even een moment van herkenning, wat doen wij hier allebei in the middle of bloody nowhere. Als ik een in het rood uitgedoste wielrenner langs zie scheren, denk ik weer aan Hans. Even later zet ik het blotevoetenstelletje voor me op de foto. Onderweg strijk ik neer op het leukste terras van vandaag waar een aardige neger zegt dat ik best een foto van hem mag maken, ik reageer verrast dat de meeste mensen dat juist niet willen. Hij laat z’n stralendwitte tanden zien en antwoordt ‘ik heb er geen probleem mee, ik word niet gezocht’.
Hoek van Holland, misschien kom ik ooit terug als je zon heter is en je wind minder stormachtig, maar je haven wil ik zeker een keer zien.
Marjelle
Somewhere over the rainbow Ingrid Michaelson