Tagarchief: apexresectie

Onder het mes!

Veel te vroeg meld ik me bij de balie, meestal ben ik net op tijd, maar in dit geval leek me dat geen goed idee, het is allemaal al vervelend genoeg zonder dat je ook nog gehaast binnen komt rennen. Er hangt een ogenschijnlijk gemoedelijke sfeer in het cafetariagedeelte waar ik even later een kop thee drink. Wat zich werkelijk in de hoofden en levens afspeelt van de mensen om me heen weet ik niet. Netzomin als iemand aan mij kan zien dat ik over een kwartier bij de kaakchirurg moet zijn voor een apexresectie, iets waar ik erg tegen opzie na m’n laatste traumatische ervaring. Het is voor het eerst dat ik er bij een dergelijke ingreep ook letterlijk alleen voorsta, deze keer geen partner of liefste vriend die me bemoedigend toespreekt. Van beide heb ik een hele tijd geleden afscheid moeten nemen. Als ik even later plaatsneem in de kale, troosteloze wachtruimte, één vrouw druk bellend ‘ik kreeg vannacht opeens zo’n pijn aan m’n bek, joh’, een paar anderen staren voor zich uit, spreek ik mezelf moed in en probeer de spanning uit m’n lijf weg te laten vloeien via m’n voeten.

Na een half uur ben ik aan de beurt, snelle begroeting, ik ben een van de zeer velen. ‘Houdt er straks iemand m’n hand vast?’ probeer ik het ijs te breken. Ze moeten lachen, nee, het aanwezige personeel heeft z’n handen meer dan vol. ‘Het was Nationale Knuffeldag gisteren’, zegt een assistente. Ja, knik ik en denk aan de beerfoto die ik op Twitter gezet heb. Vervolgens kom ik in een maalstroom terecht, er wordt gehakt en geboord, de verdoving werkt niet goed, ook bijverdoven helpt niet echt, de boor dreunt verder, m’n lichaam schiet af en toe in een kramp. ‘Sorry’, zegt hij, ‘ik probeer je zo snel mogelijk te hechten, ik ben bijna klaar nu.’ Als ik overeind kom, voel ik me een beetje draaierig. De assistente geeft me een pijnstiller van het kaliber waarmee je een olifant kunt verdoven en ik krijg een recept voor een antibioticakuur. Arm, moe lijf, waar in zo’n korte tijd zoveel gif in gepompt wordt.

Bij de balie vraag ik of er iemand een taxi voor me wil bellen, ik sta iets te onvast op m’n benen om met de metro te gaan. Gelukkig tref ik een aardige taxichauffeur die me onderweg afzet bij een apotheek en daar een half uur op me wacht. Aan het eind rondt hij het bedrag af naar beneden. Eenmaal thuis hoop ik dat de buren zich rustig houden, ik had een briefje bij ze in de bus gegooid, en ga met ijscompressen in de weer om de zwelling tegen te gaan.  Met een glas water zit ik even later voor de tv, ik zap langs Smurfen en andere kinderprogramma’s en besluit een film te gaan kijken. Ondertussen begin ik honger te krijgen, aangezien eten erg lastig wordt vandaag lepel ik voor het eerst in jaren yoghurt naar binnen en bekijk vol ongeloof de banaan die m’n ontbijt van morgen wordt. Maar vanavond eet ik puree, zelfgemaakt van biologische aardappelen en wortels, die had ik van tevoren nog speciaal ingevroren.
Marjelle

Foto Witold Riedel

‘Ik kan niks voor je doen’, zegt hij

Het zweet staat op m’n voorhoofd terwijl ik met de ene hand m’n mobieltje tegen m’n oor hou en met de andere m’n kaart in de gleuf van de pinautomaat probeer te steken. Ik kom net uit een ovenwarme taxi gerold en heb geen cash bij me. Soms gaat alles wat verkeerd kan gaan ook verkeerd, vandaag is zo’n dag. De ochtend breng ik nog zo zen mogelijk door, ‘mind over matter’ mantra ik terwijl m’n kies gloeiende pijnstootjes produceert. Al anderhalve week loop ik nu met een wortelontsteking rond. ’s Nachts word ik vaak wakker van de pijn en ’s ochtends houden de buren me regelmatig uit m’n slaap. Ik ben het zo zat allemaal. Vandaag zou ik naar een onbekende tandarts in Delft gaan die mij zou verlossen van de pijn, maar het liep anders.

Op station Blaak houdt de trein z’n deuren potdicht, niemand kan er meer in of uit. ‘Er zijn problemen met een reiziger’, zegt een NS-man. Uiteindelijk arriveren we daardoor veel te laat in Delft. Op het perron heerst chaos, het is volstrekt onduidelijk hoe je bij de hoofduitgang moet komen. Rotterdam CS is bijna overzichtelijk vergeleken met deze puinzooi. Een aantal voorbijgangers en extra zweetdruppels later beland ik bij een taxistandplaats. Het plan om te gaan lopen heb ik inmiddels door tijdsdruk opgegeven. Gehaast spring ik in de voorste taxi die vervolgens door Delft racet op zoek naar een pinautomaat. Ondertussen probeer ik de assistente aan de lijn te krijgen om door te geven dat ik later kom, maar ik hoor alleen een irritant muziekje.

Als ik na het pinnen de hevig piepende autogordel weer omgesp laat ik m’n mobieltje op de grond vallen. Hij rolt onder de stoel. ‘Bestemming bereikt’, zegt de TomTom, verhit stap ik de wachtkamer binnen. De kennismaking met de nieuwe tandarts verloopt niet optimaal, het gaat erg onpersoonlijk en snel. Nadat er een overzichtsfoto is gemaakt – ‘oorbellen moeten uit’, ‘weet u zeker dat u niet zwanger bent’ – krijg ik de uitslag te horen. Hij kan helemaal niks voor me doen, ik moet naar de kaakchirurg. Precies het worst case scenario waar ik bang voor was. Omdat er een pinopbouw in het ontstoken kanaal van het brugelement zit kan hij niet bij de wortel komen. De laatste keer dat ik zo’n apexresectie heb gehad herinner ik me als de dag van gister.

Het was een traumatische ervaring, mijn gezicht verborgen onder een wit laken met gapend gat, een vreselijke man die geïrriteerd over me heen gebogen stond en tegen mijn uitdrukkelijke wens in toch de behandeling uitvoerde in plaats van de kies te trekken. De napijn de weken erna was oorverdovend, zelden heb ik zoveel pijn gehad. Een paar dagen na kerst werd het opeens stil, m’n zenuw had het loodje gelegd, twee weken later moest de kies alsnog getrokken worden. Alles voor niks, tegen mijn wil. Maar dat was tóen. Ik hoop en bid – al ben ik niet gelovig, je zou het er bijna van worden – dat het deze keer wel goed afloopt, want anders stort deze brug als een kaartenhuis in elkaar. Over de terugweg heb ik vervolgens tweeëneenhalf uur gedaan, normaal zit je 17 minuten in de trein van Delft naar Blaak, deze keer reden er een hele tijd geen treinen meer en moest ik uiteindelijk via Den Haag en Gouda reizen. Er was iemand voor de trein gesprongen. Hoe wanhopig moet je dan zijn.
Marjelle

Foto Witold Riedel

Je te laisserai des mots Patrick Watson