Tagarchief: fietsen

‘Ik heb een strafblad’, zei de man

Een dweilorkest komt luid toeterend en blazend voorbij. Kennelijk is er ergens een feestje waar ik niet voor uitgenodigd ben. Als ik door het raam kijk, zie ik de zon een dappere poging doen om door de wolken heen te breken. De grijze lucht is vermengd met blauw en ik besluit de fiets te pakken. Tilburg waar ik sinds ruim drie jaar woon is niet bepaald moeders mooiste, maar de stad heeft wel een groen hart. Ik loop de deur uit met de fiets aan mijn hand en stuit op een lange sliert lopers die zich hijgend en bezweet een weg banen over het afgezette parcours. Nu snap ik waar die hoempapaklanken vandaan kwamen. Snel even een paar foto’s maken voordat ik naar Moerenburg vertrek met als einddoel een terras waar de ijskoude tonic altijd heerlijk smaakt.


Moerenburg een week eerder
(Klik op de foto voor een groter formaat.)

Na enige omzwervingen het was niet echt handig om uitgerekend tijdens de Tilburg Ten Miles door de stad te willen fietsen kom ik aan op de plaats van bestemming. Met magazine en krant vlij ik me in een stoel, de septemberzon brandt op m’n gezicht. Mmm, lekker zo… Opeens worden m’n gedachten wreed verstoord. Een mannenstem klinkt: ‘Aan het puzzelen? Dan heb je zeker heel veel kennis en kun je zo aan een quiz meedoen.’ Ik kijk op, een vent met een verweerd gezicht en armen vol tatoeages staat voor me. Hij luistert nauwelijks naar m’n antwoord en gaat in één ruk verder. ‘Ik heb ook een hoog IQ, 146’, vertelt hij met enige trots.

‘En ik heb rechten gestudeerd, maar ik kon toen geen baan krijgen, want ik heb een strafblad. Daar kom je nooit meer vanaf.’ Ik knik begrijpend. ‘Ja, en ik ben ook borderliner. Kijk, ik druk soms sigaretten uit.’ Hij toont de littekens op zijn armen. Ik mompel iets. ‘Maar daarna ben ik in de slachtverwerking terechtgekomen. De varkenshouderij en de slacht interesseerden me van jongs af aan. Mooi werk.’ Hij glimlacht. ‘Nu ben ik afgekeurd, maar ik begin wel weer iets voor mezelf. Dat zit in me, dat krijgen ze er niet uit.’ Ik pak langzaam m’n spullen bij elkaar. Het wordt frisser en ik moet nog een eind terugfietsen. We nemen afscheid. Terwijl ik wegloop, bedenk ik dat het best wel een vreemde gewaarwording is als iemand zijn hart bij je uitstort tijdens een toevallige ontmoeting op een terras.
Marjelle

Friet met mayonaise

Best mooi weer vandaag. Nog geen nieuwe opdracht (hopelijk komt dat snel!). Dus alle tijd om te fietsen. Ik dacht: ik ga naar de Regte Heide en zie wel óf en hóé ik er kom. Ik hou niet van alles strak plannen of dingen in een doosje stoppen, inpakken en een strik eromheen. Soms is juist het onverwachte leuker, van A naar B gaan via C, D en E. Of daar nooit aankomen. Ook goed.

Ik had wat krabbels op een blaadje gezet. Kaarten en ik zijn geen goede combi. Dus ik toog naar Riel, werd onderweg nog op het ‘rechte pad’ gezet door een Frans stel, dat ik anderhalf uur later ook weer tegenkwam (maar dat wist ik toen niet). Ik fietste door de Dorpstraat met aan weerszijden slaperige huizen waar een van de bewoners op een stoeltje zat naast zijn huis. Buiten gebeurt meer dan binnen…

Via Riel kwam ik in Goirle terecht. De straat die op mijn papiertje stond aangegeven, zag er niet bepaald hondproof uit, dus ik nam bewust een verkeerde afslag. Voor wie het niet weet, ik hou veel van dieren, maar ben bang voor de meeste honden. Misschien zit het in de genen, ik herinner me nog dat mijn oma vroeger een straatje om ging als ze een hond tegenkwam. Maar ik dwaal af.

Klik op de foto voor een groter formaat.

In Goirle belandde ik op een gegeven moment bij een bedrijvenpark. Doodstil. Geen werknemer te zien achter de donkere, spiegelende ramen. Aan mijn rechterkant zag ik opeens water en veel groen… Soms gaan lelijk & mooi hand in hand.

Ik sprak een vrouw aan en vertelde dat ik ‘een beetje verdwaald’ was. ‘Ik ook’, zei ze. We lachten. ‘Ach, het is mooi weer en ik heb geen haast’, zei ik.

Even later − zij kon wel kaartlezen − reed ik weer terug in de richting van Riel en kwam langs de Commanderie. Het terras was leeg, de deuren stonden wijdopen. Ik liep door de lege bar en eetzaal op zoek naar een levend wezen. Kwam toen bij de keuken terecht waar een kok routineus gekookte eieren aan het snijden was en mij nieuwsgierig aankeek. ‘Kan ik op het terras wat drinken? Het is zo stil.’ ‘Nee, we zijn alleen open voor bruiloften en partijen’, antwoordde de man vriendelijk.

Ik besloot door te rijden naar Riel (het idee om naar de Regte Heide te gaan, zat nog vaag ergens in mijn hoofd), kwam weer langs ’t Luikske − een soort veredelde snackbar waar ik normaal nooit kom − en vond het terras er ditmaal aantrekkelijker uitzien. Dorst en honger veranderen soms je kijk op dingen. Toen ik even later met een tonic en lekkere bak friet met mayo (een ‘kleine friet’ bleek een superportie) zat uit te rusten op het terras keek ik met plezier terug op m’n fietstocht. En de Regte Heide… ach, dat komt een andere keer wel weer.
Marjelle

Wegdromen op de fiets

Heerlijk nazomerweer… ondanks gezondheidsperikelen verlang ik ernaar om de deur uit te gaan. Frisse lucht opsnuiven, de wind door mijn haren voelen en mijn zorgen weg laten waaien. Vér weg. Als ik beneden in de gang aankom, zie ik mijn fiets al verleidelijk knipperen met haar koplamp. ‘Kom nou!’ seint ze. Ik moet lachen, vooruit dan maar. Het wordt fietsen in plaats van wandelen. Ik leg mijn tas met ‘belangrijke’ dingen – camera, telefoon, portemonnee, pas – onder een paar snelbinders en spring op de fiets.

Nazomer in Moerenburg
Klik op de foto voor een groter formaat.

Kon het maar altijd zomer zijnDe wereld ziet er mooier uit – al weet ik ook wel dat dat voornamelijk een illusie is. Mensen glimlachen, staan meer open, je hoeft geen jas aan, staat niet te bibberen bij een bushalte of te kleumen onder een deken in een huis met gebrekkige verwarming zoals hier. Fietsen en wandelen worden aanlokkelijke activiteiten in combinatie met een tonic of witte wijn met ijs op een zonnig terras. Onderweg genieten van Moerenburg, mijn favoriete groenplek.
Marjelle

Open azc

Vandaag is de eerste landelijke open dag van azc’s, een initiatief van COA en VluchtelingenWerk. Het plan is om naar het dichtstbijzijnde centrum in Oisterwijk te gaan, maar daar blijkt geen bus te komen en je kunt ook geen fiets huren op het station. Na wat heen en weer gegoogle wordt duidelijk dat het 15 km fietsen is van deur tot deur. Ruim 30 km op en neer, een afstand die ik zelden fietsend overbrug. Uiteindelijk besluit ik het er toch maar op te wagen. In het ergste geval zet ik mezelf en fiets in Oisterwijk op de trein terug, al zou ik die € 8,60 extra graag willen besparen. Na een fietstocht van vijf kwartier en de aanwijzingen van drie behulpzame Oisterwijkers en één Japanse zie ik ten slotte een bordje met azc verschijnen waaronder een eenzame ballon bungelt. Een deprimerend gezicht.

Bij de ingang moet je je eerst melden en legitimeren. Een vrouw in uniform met stropdas schrijft de bezoekers in, erg veel zin heeft ze er niet in zo te zien. Er hangt een enigszins beklemmende sfeer van regels en in de pas lopen. Niet echt iets voor mij. Ik wil altijd weten waarom dingen gebeuren, waarom dingen niet mogen. De bedoeling is vervolgens dat je met een groep rondloopt onder leiding van een gids. De twee mensen voor me die de verkeerde kant uit lopen worden teruggefloten, ‘waar denken die dat ze naartoe gaan’. ‘Kunnen we hier niet gewoon zelf eerst rondkijken en -lopen?’ vraag ik verwonderd. Als ik ergens niet van hou is het wel in groepsverband dociel achter iemand aan hobbelen. Mijn rebelse kant komt altijd wat meer naar boven in dit soort omgevingen. Toch plak ik braaf de Bezoeker-sticker op m’n bloes.

Oisterwijkse bossen en vennen

Ik sluit me aan bij een trosje mensen vlakbij en vraag vriendelijk, ‘wachten jullie op iemand?’ In spreekkoor klinkt het: ‘op de gids.’ Een aardige man ziet de uitdrukking op mijn gezicht en zegt dat ik ook naar punt F kan gaan. Ik loop verder en voel de verbaasde blikken in m’n rug prikken. Onderweg kijk ik om me heen, het is groot hier, uitgestrekt; het lijkt wel een dorp, diep verscholen in de Oisterwijkse bossen, ver weg van winkels en station, zonder OV-verbinding. Ik maak een paar foto’s van de huizen, loop de recreatieruimte en keuken binnen en begroet passerende kinderen en volwassenen. De zon schijnt, kinderen spelen op het veldje voor me, flarden muziek komen uit een van de openstaande ramen. Bij een kraampje les ik m’n dorst met een bekertje jus d’orange wat ik van een behulpzame jongen krijg. Vreemd, denk ik, terwijl ik daar rondloop: aan de ene kant de nadruk op snelle integratie en zo gauw mogelijk de taal leren en vervolgens asielzoekers zo ver weg stoppen waardoor die eerste twee dingen juist veel lastiger worden in de praktijk…
Marjelle

Landelijke open dag azc’s

Het programma was verdeeld over twee locaties, helaas heb ik de andere locatie, het natuurtheater, waar het actieve programma plaatsvond niet meer kunnen bezoeken.

Overal paardenstaarten

Half oktober en prachtig nazomerweer, dat vraagt om een fietstocht door het Brabantse land. Huismus spelen kan nog lang genoeg. Hopelijk heb ik binnenkort dan wel een goed verwarmd huis zodat ik niet in de kou zit, maar die onaangename gedachte duw ik meteen weer van me af. Sinds kort ben ik de gelukkige eigenaar van een tweedehands Batavus, wandelen gaat me eigenlijk te langzaam, ik hou er meer van om over paden en lanen te stuiven, haren in de wind, blik op oneindig. Wat ligt de natuur er mooi bij zo midden in de herfst terwijl de laatste stralen van de zomerzon de herfstbladeren een bijzondere gloed geven. Ik rij langs het voormalige Huize Moerenburg waar een grote groep mensen samendromt en bioloog Gert Brunink net zijn openingsspeech afsteekt.

Klik op de foto voor een groter formaat

Een paar maanden geleden had ik een excursie bij hem geboekt, ik was toen de enige deelnemer, met als bijkomend voordeel dat er ook tijd was om het naast bloemen & plantjes over andere dingen te hebben. Onderweg begroet ik af en toe een tegemoetkomende fietser, wandelaar of wollig schaap. Die laatste kijkt alleen maar bête terug. Flarden van Hoe sterk is de eenzame fietser komen in me op als ik naar de lange, slingerende weg voor me kijk, in geen velden of wegen is een levend wezen te bekennen. Op paarden na dan, die vind je er in alle maten, groot, klein en stevig, met zwiepende staarten. Als ik m’n camera tevoorschijn haal komt de voorste nieuwsgierig dichterbij. ‘Sorry’, zeg ik een paar keer verontschuldigend, ‘ik heb echt niks voor je’, en moet om mezelf lachen dat ik tegen een paard begin te praten in the middle of nowhere.

Ik hou van dieren, al ben ik bang voor grote honden en kleintjes met iets te enthousiaste tanden. Glanzende paardenlijven en weelderig groene weilanden, in de verte een enkele boerderij, dit is de kant van Tilburg die ik mooi vind, waar ik van geniet. Rust, stilte, even geen mensen, drukte en verkeer. Al heb ik nog steeds heimwee naar Rotterdam, stad met een groen hart, dit soort tochten maken het gemis een beetje goed. Via de Lovense Kanaaldijk rij ik uiteindelijk door naar Berkel-Enschot, plek waar ik lang geleden heb gewoond. Vanaf de rotonde zie ik De Druiventros liggen, toentertijd een simpel hotelletje, inmiddels uitgegroeid tot een Best Western ****-hotel. Op het zonnige terras drink ik een kop Earl Grey en denk even weer aan toen.
Marjelle

Hittegolven

Op de heetste dag van het jaar besluit ik uit te gaan waaien op het strand, klinkt logisch maar of het dat ook echt is… De hitte valt op me als ik de deur uit loop, in zomertempo fiets ik naar Rotterdam Centraal waar mijn trein vertraging blijkt te hebben. Als ik uiteindelijk op Den Haag CS arriveer ga ik op zoek naar een OV-fiets. Zelden zo’n onbeschofte man meegemaakt als deze meneer, onder luid gemor draait hij op m’n vriendelijk verzoek – ik ben niet handig en ook niet zo groot – het zadel lager. Slingerend vervolg ik mijn weg, het zadel staat scheef, bij het eerste stoplicht wrik ik ‘m recht en veeg het zweet van m’n voorhoofd. 32 graden en ik heb nog een km of 15 voor de boeg voordat ik weer thuis ben.


‘Parkpop is vandaag’
, zegt het aardige blonde meisje bij de bushalte en legt me uit dat ik beter een andere route kan nemen. Op haar aanwijzing rij ik alsmaar rechtdoor tot ik geen flauw idee meer heb waar ik ben. Opeens zie ik een popperig restaurantje opduiken, Chalet ten Bosch, Hans en Grietje zouden er hun vingers bij aflikken. Ik ben blij dat ik even in de schaduw kan uitrusten en bestel een tonic en een potje thee. De twee mannen naast me zijn verdiept in hun gesprek, af en toe vang ik een flard op, ‘geloof jij in een ziel?’ Als ik wil afrekenen blijkt de pinautomaat stuk. ‘Ik heb geen cash bij me, hopelijk geloof je me op m’n eerlijke ogen, ik maak het geld vanavond over’,  ze ziet dat ik het meen.


Met hernieuwde energie stap ik op de fiets en rij over mooie lommerrijke bospaden, het ruikt er ook heerlijk. Onderweg word ik ingehaald door een leuke man met een paardenstaart, ja ze bestaan nog. ‘This is the place to be’, mijmer ik, schaduw en zon wisselen elkaar af in een prachtig groene omgeving. Het kompas in m’n hoofd wordt wel een beetje tureluurs van al die kronkelweggetjes, gelukkig wordt ‘Scheveningen’ aangegeven met pijlen, daar vertrouw ik meer op dan op mijn richtingsgevoel. Het regent vliegjes en wespen, ik kom bijna in botsing met een vlinder en dan… zie ik in de verte de duinen, m’n vissenhart springt op nu ik zo dicht bij de zee ben.


Als ik even later m’n fiets
op slot heb gezet tegenover het casino herhaal ik als een soort van mantra, ‘Simonis, casino, pier’. Het zou echt iets voor mij zijn om niet meer te weten waar m’n fiets staat. In de brandende zon ploeg ik door het zand om pootje te baden in de verkoelende golven. Het mooiste moment van de dag: met m’n blote voeten in het zilte water, zon in m’n rug, wind door m’n haar… Was het al die moeite waard, flitst door me heen. Dat soort dingen moet je je eigenlijk niet afvragen, anders kom je nooit meer ergens aan toe. Ik drink nog een tonic met ijs en citroen voordat ik de hete terugtocht naar Rotterdam aanvaard. Eenmaal thuis kijkt een zongestoofde tomaat me in de spiegel aan.
Marjelle

We still got the taste dancin’ on our tongues Wild Beasts

Holland-Amerika: 1-0

Zou Chalet Suisse inmiddels heropend zijn, vraag ik me af op de terugweg van Het Park naar de bebouwde wereld. Ik heb warme herinneringen aan dat idyllisch gelegen restaurant. Ooit heb ik er met m’n eerste liefde, Martin uit Zuid, heerlijk gefondued. Het was romantisch, een woord dat ik zelden of nooit gebruik, het is zo’n beetje het equivalent geworden van ‘kaarsen, wijn & toastjes met’. Uiteindelijk gaat het vooral om je partner van dat moment en de al dan niet hogere sferen waarin je verkeert.

Opeens hoor ik een zware fluit en zie in de verte een gevaarte voorbijkomen. Zonder nadenken versnel ik  en race het schip achterna. Harder, harder, nog harder wil ik. Als ik eenmaal hijgend op de kade aankom waar een aantal fotografen met megalenzen en dito statieven op hun gemak plaatjes staan te schieten, kan ik nog net een foto van de ms Rotterdam maken. Weer moet ik om mezelf lachen, het is voor het eerst dat ik probeer een boot in te halen. En dat op de fiets.
Marjelle

The sea Morcheeba

Wet van Murphy?

Na een bezoek aan de huisarts fiets ik met een shot B12 in m’n lijf door druilerig Rotterdam. M’n bloeddruk was deze keer niet extreem hoog gelukkig, al blies de assistente de band zo hard op dat ik ‘m bijna voelde stijgen en de neiging moest bedwingen om het ding van m’n arm te rukken. Er zat iets klem bleek later. Vrijdag moet ik weer bloed prikken en daarna zien we verder. Misschien dat ik diezelfde dag m’n volgende blogger in beeld breng op de Goudse markt. Op korte termijn moet ik ook een goede huisarts op de kop zien te tikken, maar waar haal je zo snel een integere, niet aan kokervisie lijdende arts vandaan? Iemand die als reactie op mogelijke nadelen van schildklierhormonen slikken alleen lachend weet te zeggen, ‘het zijn maar kleine pilletjes, hoor’, kan en wil ik niet serieus nemen.

Het begint steeds harder te regenen. De Grote Markt is uitgestorven en ik rij de Hoogstraat in, waarbij ik uiterst voorzichtig om duiven en passanten heen cirkel. Opeens doemt er een agent voor me op, hij kijkt streng. Ik spring meteen van m’n Gazelle, glimlach vriendelijk en maak aanstalten om door te lopen. Maar daar komt plots politieman nummer twee op de proppen, ‘u krijgt een bekeuring’, zegt hij op een toon die geen tegenspraak duldt. ‘Huh!’ Stomverbaasd staar ik hem aan. ‘Omdat ik op de stoep fiets? Ik wist niet dat je daar een boete voor kreeg. Hoeveel gaat dat kosten dan?’, vraag ik enigszins uit het veld geslagen. ‘Veertig euro’, zegt de man resoluut. ‘Veertig euro?’, papegaai ik. ‘Wat veel!’

Nadat ik hem m’n legitimatiebewijs heb gegeven, vraagt hij of ik het ermee eens ben. Ik leg uit dat ik het een veel te hoog bedrag vind en dat ik altijd voorzichtig doe, ook op het trottoir. ‘Maar dat beweert iedereen natuurlijk, alleen bij mij is het echt zo’, zeg ik met een brede grijns. De man blijkt best aardig, hij doet ook maar gewoon z’n werk in de regen, bedenk ik. Het wordt toch nog een ontspannen gesprek, bonnen schrijven, effecten van boetes, niet-betalen en marechaussee, als hij mij laat gaan moet hij de volgende ook laten gaan, het komt allemaal aan bod. Vriendelijk nemen we ten slotte afscheid, ik veertig euro armer. Aangezien het toch al zo’n dure dag is en ik ook iets leuks wil, besluit ik een troostbroodje te gaan eten bij Floor.

Onderweg word ik overvallen door een stortbui en druipnat stap ik vervolgens over de drempel. Mensen kijken me meewarig aan, ik zie eruit als een verzopen kat met die natte slierten in m’n gezicht, uitgelopen mascara en broekspijpen die aan m’n benen kleven. Als dan even later de beloofde droge theedoek niet arriveert, het stokbroodje kennelijk geen puf had om op tijd uit de oven te komen en keihard is geworden, pak ik m’n pen en begin te schrijven waarbij ik per ongeluk vlekken in de tekst en op m’n mouw maak, het papier besmoezel zoals Poeh ook doet. Ik neem me voor om als ik eenmaal thuis ben voor de tweede keer onder de warme douchestraal te duiken, de rest van de dag binnen te blijven en zeker niet op een ladder te gaan staan.
Marjelle

Roses in June Wende Snijders

Foto Witold Riedel

Wet van Murphy of Wet van bedrog?

Op z’n Delfts!

Om half drie besluit ik naar Delft te gaan met in m’n hoofd de kinderboerderij en de botanische tuin van de TU. Het is voor het eerst in de tien maanden dat ik hier woon, terwijl het toch zo vlakbij is. In de trein bedenk ik dat ik beter een fiets kan huren, ik ben nu eenmaal veel meer een fietser dan een loper. Heerlijk is het om even later op een onbekende NS-fiets over vreemde paden te vliegen, wat een verschil met mijn oude, afgetrapte fiets die nog steeds wel m’n trouwe maatje is.

Steeds dieper dring ik door in het groene hart tot er opeens uit het niets links van mij Th eeschenkerij Het Rieten Dak opdoemt, een idyllisch plekje in de Delftse Hout. Ik parkeer m’n fiets in de schaduw van een boom en worstel met het nieuwe slot. ‘Damn’, het lukt me niet, er zit niks anders op dan het terras op te lopen en het iemand te vragen. Hulpeloos kijk ik rond, dat gaat vanzelf in zo’n situatie, gelukkig springt er een man op. Hij rommelt wat met het slot en voordat ik het weet staat m’n fiets nu op veilig.



Mooi is het uitzicht
op de met rietkragen omzoomde plas, de tijd staat hier werkelijk stil. Ik voel de zon door m’n rode tuniek heen branden, terwijl de wespen vrij spel hebben boven de tafels ondanks de bakjes gevuld met citroen en kruidnagel. Het is al vier uur zie ik op de display van m’n mobieltje, ik ben veel te laat vertrokken. Dieren kijken kan maar tot half vijf en planten zo natuurgetrouw mogelijk op de foto zetten tot vijf uur. Ik besef dat het ditmaal bij anderhalve kinderboerderijgeit zal blijven en dat ik de tuin tegoed hou voor een volgende keer.

Via de korte weg rij ik terug naar het centrum en beland op een groot plein vol fleurige terrassen en een imposant bronzen beeld. Ik ben niet bepaald de enige met camera, het wemelt van de toeristen, hier en daar vang ik flarden Frans op, daarnet zag ik vlak bij Het glimmende Blauwe Hart een Spaanse touringcar staan, ik waan me een beetje in het buitenland. Bij Bagels & Beans drink ik een glas jus d’orange, sla de zoveelste wesp van me af en besluit terug te gaan naar Rotterdam. Even een momentje van paniek, waar had ik ook alweer m’n leenfiets neergezet?
Delft, bijzondere oude stad, met je studenten, mooie grachten, leuke steegjes, je doet me aan Haarlem denken. Toch mis ik iets, maar wat het precies is, misschien lag het wel aan mij of aan de waan van de dag, je kwam niet echt tot leven.
Marjelle

Sky Ingrid Michaelson

Duizelingwekkend

De hitte valt boven op me als ik de deur uitloop. M’n hoofd tolt een beetje, iets waar ik afgelopen zondag op het duizelfestival geen last van had. Het was er wel vredig in het Vroesenpark, maar vooral leuk om E. weer te zien na haar vakantie. Al vind ik het soms moeilijk om m’n verhaal kwijt te kunnen zonder dat het door haar bijna doodgeanalyseerd wordt. Ze benadrukt vaak zozeer de drijfveren van de ander dat ik af en toe het gevoel krijg dat er nauwelijks nog ruimte is voor het gewoon vertellen van dingen die me raken. Ik leg nog een plakje kaas op een schijf komkommer en neem een hapje.

Gisteren fietste ik naar Hillegersberg op weg naar de mij onbekende Bergse Plas die zo mooi is volgens andere E. Deze keer denk ik niet aan Hans, maar aan hij die lief is en toch ook weer niet. Het begin van een vriendschap lijkt te zijn gesmoord en de gedachte eraan leidt me af. Met de zon in m’n rug en de wind tegen me trap ik door het steeds groener wordende landschap over eindeloze fietspaden. ‘Rotterdam laat zich weer van z’n mooiste kant zien’, besef ik terwijl ik de plas in de verte zie glinsteren. Als ik op een gegeven moment langs een bord kom waar met grote letters ‘Hondenuitlaatgebied’ op staat, voel ik me meteen iets minder op m’n gemak. Aan de jongen met de prachtig helderblauwe ogen vraag ik of er ook een terras in de buurt is, hij wijst naar iets in de verte wat uiteindelijk alleen voor watersportleden blijkt te zijn.



Het is erg warm onderweg en ik besluit verstandig te zijn en niet nog een paar kilometer door te rijden op een lege maag maar terug te gaan naar Malle Babbe, het cafeetje waar ik eerder langskwam. Dezelfde grijzige man van begin zestig zit er nog, hij begroet me vriendelijk en we raken in gesprek. Algauw blijkt hij een zeer uitgesproken mening te hebben en niet echt gewend te zijn aan tegenspraak. Zeker niet van een vrouw, denk ik erachteraan. Ik trek me daar weinig van aan, maar betrap mezelf er wel op dat ik een paar keer u zeg en schakel terug naar jij.

Hij vertelt over zijn werk bij de politie in Den Haag, dat hij een van degenen is geweest die in 1992 aan de wieg heeft gestaan van het ‘handhavingsbeleid’ en een vriendje is van Lubbers. Ergens komt hij me wel bekend voor, maar meer ook niet. Hij heeft de hele wereld gezien, vertelt hij, Nederland is maar een heel klein onbetekenend vlekje op de kaart. Nu woont hij in Hillegersberg en heeft het daar prima naar z’n zin. Tijdens ons gesprek wordt iedere voorbijganger hartelijk begroet en worden de laatste nieuwtjes uitgewisseld. Er hangt een merkwaardige ons-kent-ons-sfeer en ik voel me even een vreemdeling in m’n eigen stad.

Hier zijn geen junks, vertelt hij trots, en er is maar 2% werkloosheid. We hebben buurtposten in elke straat, gaat hij verder, en alles wat niet deugt, vegen we schoon. Hij is het type ‘niet lullen, maar doen’, besef ik, terwijl ik hem observeer, maar dan de overtreffende trap ervan.
Als ik af wil rekenen, is er geen pinapparaat en contant geld heb ik ook niet bij me. Ik zeg tegen de vrouw achter de bar dat ik even geld ga halen en loop de deur uit.
‘Zie je wel, ze is tóch teruggekomen’, zegt hij tegen z’n terrasmaat als hij me even later ziet langsfietsen.
‘Natuurlijk kom ik terug’, antwoord ik glimlachend.
Marjelle

I am Mine Pearl Jam