Zoals de pagina’s van een krant
in het gras langzaam om
slaan in de wind, en het is de wind
niet die dit doet,
zoals wanneer een deken in de avond,
buiten, ligt alsof hij ligt
te slapen, en het is de deken
niet, zo
niets is het, niets dan de verdrietige
beweging van een hand, de weerloze
houding van een lichaam,
en er is geen hand, er is
geen lichaam, terwijl ik toch
zo dichtbij ben.
Rutger Kopland