Tagarchief: verliefd

Ik hou zoveel van je

Sterrenbos – Oude Warande

Waar is de meisje?


De Hoop

De Kus

De auto rijdt zonnig Scheveningen binnen, het wordt steeds toeristischer naarmate het strand dichterbijkomt. ‘Ik ruik de zee bijna’, zeg ik tegen hem als we de hoek om vliegen en ik haar in de verte al zie glinsteren. Fleurige strandtentjes, zeelucht, bruinverbrande mensen, ik voel me even op vakantie, de strakblauwe hemel en stralende zon spelen het spel mee. Als ik het Solbeach-terras op stap, loop ik meteen een mooie jongen met dienblad tegen het strakke lijf. Zo’n blond type met van die onschuldige blauwe ogen waar ik vroeger wel op viel, op lief val ik nog steeds trouwens. Ze draaien hier ook lekkere muziek, ik laat me meevoeren door de klanken.

De zee straalt me tegemoet, ik loop door naar het strand en kijk naar de schuimbekkende golven die ik voor het eerst in jaren weer zie. Zee, wat ben je mooi! Het strand, de zon, de bijzondere sealine, ik zuig het allemaal in me op. ‘Ik kom er zo met m’n pootjes in’, beloof ik. M’n gedachten en ik, we zijn er even tussenuit, besef ik, zelfs de meeuwen kijken me hier anders aan dan in Rotterdam. Gelukkig is het maandag, het is rustig op het strand, ik hou niet van al die warme lijven boven op elkaar, ook in de lift moeten mensen niet te dichtbij komen.

Op het terras drink ik gulzig van m’n tonic en neem af en toe hapjes brood. Ik ben ongedurig en wil met m’n voeten in het zand en in het water, heel veel foto’s maken, dromen, de zon op m’n huid voelen en eindeloos naar de zee kijken. Ik kom zeker terug, dat weet ik, de eerstvolgende zomerdag spring ik weer in de trein. Die keer neem ik dan een wel opgeladen mp3-speler mee. Lekker luieren in het zand met de muziek van Renaissance, Stone the Crows, Neil Young en Ingrid Michaelson in m’n oor.

Na een paar uur strand besluit ik naar het Kurhaus te lopen. met opgerolde spijkerbroek, zonnebril in m’n haar en camera bungelend om m’n nek worstel ik me door het rulle zand. Onderweg maak ik foto’s van mens, dier, schelp en een verdwaald hartje. Het was heerlijk lui liggen daarnet in het zand, de zon kietelde m’n huid en de wind blies luchtig onder m’n shirtje waar een rood bh-bandje nog bovenuitstak, een schril contrast met m’n bruin-witte armen. Moe en warm lag ik op m’n handdoek met op de achtergrond het geluid van krijsende zeemeeuwen, spelende kinderen en het ruisen van de zee. Ik voelde m’n lijf steeds lomer worden en viel bijna in slaap.

Als ik ook de Kurhaus-fontein op de foto heb gezet wandel ik vervolgens de chique lobby binnen en vraag aan de vriendelijke receptionist waar het terras is. Onderweg fotografeer ik nog snel een zeemeermin die zich lieftallig heeft neergevlijd in een raamkozijn. Even later zit ik rozeverbrand, vermoeid en voldaan aan wijn en water met meer dan 160 foto’s op m’n camera en de zee aan mijn voeten.
Marjelle

Everybody Ingrid Michaelson

Spinvis – Leuke mannen bestaan wél!

De avond begon al meteen verkeerd. Een half uur en één beker witte wijn later stond ik op het punt naar huis te gaan. E. had me meegevraagd naar de Parade. Omdat ik afleiding heel goed kon gebruiken, zei ik ja, al ben ik nooit een festivalganger geweest, ik hou meer van klein & knus. Om half acht zou ik bij het Orkater-Sadists-podium zijn, ik had alleen niet gerekend op een lange rij in de zon en sloot geduldig achter aan. Eenmaal door de controle haalde ik nog snel wat te drinken, ‘die paar minuten maakt niet uit’, dacht ik.

Tot mijn verbazing bleek het geen open podium maar een tent waarin het optreden al in volle gang was. Ik kon het aardige meisje niet vermurwen om me alsnog binnen te laten, want dat zou de voorstelling verstoren, zei ze. Aangezien de act pas over een uur afgelopen was, besloot ik m’n kaartje in te wisselen en terug te gaan naar huis. Ik voelde me in die lachende, pratende mensenmassa extra alleen. Toen ik opnieuw in de nu nog langere sliert voor de kassa stond, zag ik opeens een pijl naar het Natuurhistorisch Museum. In een opwelling besloot ik ernaartoe te lopen ondanks m’n hekel aan wandelen, ik herinnerde me de grote kraai voor de glazen pui die ik graag op de foto wilde zetten.

Een paar minuten later was ik het gemiste optreden en kaartjesgedoe alweer vergeten toen ik rechts van mij een idyllisch plaatje zag, glooiend gras, bruggetjes, beelden glinsterend in de avondzon, snaterende eenden en zonnebadende mensen, voor het eerst zag ik het Museumpark, Rotterdam op z’n groenst. Het enige dat de idylle verstoorde was het woeste geblaf van rondspringende honden, voor mij een reden om snel verder te gaan. Al hou ik veel van dieren, sommige kom ik liever niet tegen. Ik kwam terecht bij het museum waar de kraai er nogal futloos bij stond, maar de venusbenen in de tuin m’n fotohart iets sneller deden kloppen.

Nadat ik weer herenigd was met E. en M. en we eensgezind aan wijn en bier zaten, bleek Spinvis een kwartier later op te treden. ‘Leuk!’ zei ik, ik ken hem nog van nummers als Bagagedrager en Aan de oevers van de tijd. Die veertig minuten in een donkere NAI-zaal maakten even alles goed, zijn warme stem, sympathieke uitstraling, intelligentie vermengd met humor en het iets onhandige-lieve; een mooi optreden, beter en indringender dan de cd. Ik kreeg zin om te dansen, verliefd te worden en dacht ‘zie je wel, leuke mannen bestaan nog!’ Alleen jammer dat ik ze niet tegenkom.
Marjelle