Kleumend sta ik te wachten op lijn 7, m’n Gazellemaatje is onlangs gestolen in hartje Rotterdam en ik moet weer wennen aan het openbaar vervoer. Expres heb ik een trein eerder gepland, om 19.25 uur gaat de deur onverbiddelijk dicht las ik op de site en ik wil beslist niet te laat komen. Op het station blijkt er uitgerekend tussen Rotterdam en Den Haag een wisselstoring te zijn, op het bord voor me komen er telkens extra vertragingsminuten bij. Wanneer uiteindelijk de trein op z’n gemak het station binnenrolt vraag ik me af of het me nog wel zal lukken om op tijd te zijn voor het Lied van de Ziel. De 17,50 € is al overgemaakt, m’n diner bestaande uit een boterham met ei zit in m’n tas, ook nachtegaalwater heb ik bij me, kortom met alles is rekening gehouden behalve met de wisselvalligheden van het treinverkeer. Tergend traag glijdt de Sprinter die ze beter de Slak hadden kunnen noemen langs stationnetjes als Delft-Zuid en staat af en toe zelfs domweg stil.
Tegenover mij zitten twee vrouwen druk te babbelen over New York. ‘Heerlijk al die Gucci daar’, zegt de blonde. ‘Met wie ga je?’, vraagt de donkere. ‘Met Ná-thalie’, antwoordt nummer één. ‘O, díe!’, zegt de ander met nauwelijks verholen afkeer. ‘Ja, we zijn heel anders’, ginnegapt de eerste, ‘zij houdt van geschiedenis, musea en ander intellectueel geblaat.’ Ze trekt een vies gezicht. ‘Nou, dat zal wat worden!’, zegt dame twee vol leedvermaak. Ik probeer niet te staren en besef weer terdege waarom ik meestal beter met mannen kan opschieten. Om 19.05 uur kom ik ten slotte aan op Den Haag HS, ik bel naar het nummer wat op de site staat om te vragen of het nog zin heeft om nu lijn 1 te nemen naar de Vredeskapel maar ze nemen niet op. Even later krijg ik een gratis beker thee en een ‘sorry voor het ongemak’ van een besnorde conducteur. Daar sta ik dan, koud, moe, geen noot gezongen en anderhalf uur gereisd. Ik verman me en kijk op de dienstregeling wanneer de volgende trein weer teruggaat naar Rotterdam.
Marjelle
We’ve got a thing going on CT Heida & Jan Kortie-koor
Foto Witold Riedel